Yellow Roses (1986)

21 juni 2020 - Dieren, Nederland

(https://youtu.be/4OEu9kUsJaE) Het was even zoeken. Volume 6 van het Divaz hitarchief ontbrak in de koffer met cassettes. Bleek in de kamer van Ritse te liggen. Maar eens navragen wat het bandje daar deed. Hij heeft geen cassettedeck. En nostalgie zal het ook niet zijn. Ritse is echt van de post-cassettedeck-tijd. Op wonderbaarlijke wijze bevat Volume 5 opnamen uit 1985 en 1987. Vandaar de titel: “Then there were seven”. Maar die waren er in 1986 nog niet. Toch? Goed. Zover de chronologie voor de liefhebbers. Volume 6 is een eerste proeve van kunnen. Het is als de twee sets van één optreden. We spelen de nummers voor een deel achterelkaar door. Waarschijnlijk ook in één repetitie opgenomen. De nummers die we spelen hebben echt vorm gekregen. Dat begint bij Yellow Roses. Het nummer is af. Met arrangementen, rifjes en versieringen. En als je het nummer hoort, vraag je je af waarom déze cassette niet “Then there were seven” heet. Wim is erbij! Eerst valt het niet op. Je hoort de saxofoon. En je denkt eigenlijk niets. Het klinkt Divaz. Heel natuurlijk. Totdat je je realiseert dat dit de eerste opname is met Wim.

We praten over maart 1986. Dan hebben we volgens mij al optredens met z’n zevenen achter de rug. Ben benieuwd of Wim nog weet wat zijn eerste optreden is. Misschien Café De Stip in Amsterdam op 24 januari 1986. De Barakken op 1 februari. De Sjelter in Leiderdorp op 22 februari. Of was het eerste optreden bij roeivereniging Nereus in Amsterdam op 8 maart? Dat zijn de optredens tot en met maart van dat jaar. De Stip was het café van ‘the band next door’. Kon me bij het schrijven van die blog niet meer de naam van het café herinneren. Het was dus De Stip. Bestaat nog steeds. Zit aan de Bloemgracht in Amsterdam. Tenminste, als dat hetzelfde café is. Hoe zit het dan met het verhaal van Hans Dulfer?

Het optreden in Amsterdam in De Stip is tijdens een koude winter. Ik herinner me nog de Elfstedentocht van 26 februari 1986. Waren Loek en ik niet bij de finish van Evert van Bentum? Of was dat het jaar ervoor? Eigenlijk zaten die twee Elfstedentochten te dicht op elkaar. Dan ga je ze door elkaar halen. Het gebeurde maar één keer eerder dat de tocht der tochten het volgende jaar werd herhaald: in 1940, 1941 en 1942. In elk geval had het in de weken ervoor stevig gevroren. Het zal koud geweest zijn in Amsterdam, De Barakken en De Sjelter. Aan het optreden bij Nereus – de ergste kou was voorbij, maar het was nog steeds maar 2 graden boven nul; roeien zal er niet in hebben gezeten voor de Nereusianen, staat mij ook niets van bij – zit voor mij de anekdote vast over mijn broer Maurits. Hij was er toen al bij als onze geluidsman en lichttechnicus. Dat zal ook een van de eerste keren zijn geweest. Tijdens het optreden vond Maurits – hij lette goed op de balans van het geluid in de zaal – dat mijn gitaar te zacht stond. Zelf vond ik – op het podium – dat ik hard genoeg stond. Dat leidde tot een soort slapstick, waarbij Maurits mijn versterker steeds iets harder draaide, waarna ik ‘m tussen de nummers in weer zachter zette. Ik weet niet meer waar het eindigde.

Bij het bovenhalen van dat soort herinneringen realiseer je je wat een bandgeschiedenis er achter ons ligt. En wat jong we waren. De foto’s laten dat ook mooi zien. Ik zal er weer wat van 1986 opduikelen. Naast dat ik nog wat (wilde) haren op de foto’s heb, valt op dat mijn gitaar hoog hangt. Het kan eigenlijk niet hoger. Ik kan als een violist met mijn kin op de gitaar rusten. Met B.B. King als voorbeeld? Of meer als een soul of funk-gitarist? Alhoewel daar ook grote verschillen in gitaarbandlengte zitten. Dit in tegenstelling tot de gemiddelde rocker of hard-rocker. Die hebben over het algemeen verlengde gitaarbanden om zo de gitaar bijna op de grond te hebben hangen. Zoals Slash van Guns N Roses. Ideaal om met je armen te zwaaien en met elke zwaai een akkoord aan de slaan. Je hebt wel lange armen nodig. Eigenlijk is het zo bedenk ik me, dat hoe meer je met distortion speelt, hoe lager je de gitaar hebt hangen. Op je knieën, onder je knieën. Ik kan me het ook van de Ramones herinneren. Die kwamen in een eerdere blog al langs: voorlopers van de punk. Jimi Hendrix had zijn gitaar weer niet zo laag, maar was ook geen rocker. Keith Richards heeft zijn gitaar al wel wat lager. Net boven de knieën zou ik zeggen. Angus Young van AC/DC heeft de gitaar weer verrassend hoog. Die woont trouwens om de hoek bij mijn vader in Aalten. Vraag ik me altijd af hoe ze dan repteren met de band (als ze dat nog doen). Elke vrijdag met het vliegtuig naar Australië? En zaterdag terug? Dat zijn nog eens reistijden. Of gebeurt er eigenlijk niets meer sinds ze in 2016 hun laatste tour hadden. Of via Zoom? Je weet het nooit. Op het internet is te vinden dat er in het Aaltense huis een mooie opnamestudio in de kelder zit.

Young is overigens niet de enige muzikant met internationale allure in de Achterhoek. De Amerikaanse soulzanger Arthur Conley woonde en stierf in Ruurlo. Sweet soul music was van zijn hand. Samen met Otis Redding geschreven. Komt James Brown ook nog in voor: “Spotlight on James Brown, y'all. He's the king of them all, y'all”. Grappig, bijzonder of ijdel dat in het nummer Otis Redding zelf wordt genoemd. In het couplet voor James Brown: “Spotlight on Otis Redding now. Singing fa fa fa fa fa fa fa fa”. Zo lijkt de Achterhoek een goede voedingsbodem voor het tweede deel van internationale muziekcarrières. Staan wij ook aan die vooravond met onze Borculose zangeres?