Improvisatie 1 en 2

29 maart 2020 - Dieren, Nederland

Improvisatie 1. Het nummer staat op de B-kant van The first years 2. Op de A-kant staat Improvisatie 4. En Improvisatie 3 staat op The first years 1. Er zit ongetwijfeld een logica achter deze volgorde. Die niet meer te achterhalen is. Misschien dat we het horen. Ik ga nog op zoek naar Improvisatie 2, maar ben bang dat die verloren is gegaan (ongetwijfeld de meest briljante improvisatie uit de jaren tachtig, zul je zien dat net die verloren is gegaan). Enfin, ook van Bach zijn er drie van de vijf passies niet meer teruggevonden. Vijf is trouwens typisch, want je verwacht niet meer dan vier passies (Mattheus, Johannes, Marcus, Lucas). Bij Bach is het hopen dat de andere drie nog ergens op een zolder liggen. Die kans bestaat bij ons ook nog altijd.

Zoals eerder benoemd, waren de improvisaties voor ons het voorportaal voor onze composities. Eigenlijk, als je goed nadenkt, heb je maar twee soorten muziek: improvisatie en composities. Bij ons in die tijd geen tegenstelling, maar een volgordelijkheid. Eerst de improvisatie, dan volgde daaruit op natuurlijke wijze de compositie. Zoals bij de Bossa Samba, Keep on funkin’ en Yellow Roses. Laat niet onverlet dat er ook composities waren zonder voorafgaande improvisatie. Palu is daar een voorbeeld van.

Improviseren is natuurlijk meer dan gewoon maar wat aanklooien. Je zou kunnen zeggen, in retrospectief, dat wij het bij Divaz tot (een) kunst hebben verheven. De kunst van het gezamenlijk componeren. Je maakte met z’n allen een nummer. Instant composing. Dat hadden we in die tijd nog niet in de gaten. We waren eigenlijk op dat moment kunstenaars avant la lettre. Wat me – maar dat is puur associatief – doet denken aan het Franstalige zinnetje van Freek de Jonge wat Peter en ik jarenlang hebben herhaal: “Il suive l’artist a son atelier. Pourquoi”. Ik geloof dat het uit De Mars (1982) komt van Freek. Met het verhaal over 1000 keer 0 (als ik een keer geen inspiratie heb, neem ik dat op. Past goed in de tijdgeest van de jaren tachtig. En ik ken het uit mijn hoofd. Talloze malen aan de jongens verteld toen ze klein waren. En vermenigvuldigen aan het oefenen waren. Maar dat terzijde). En het verhaal over het moment dat woorden betekenis kregen (“Woorden betekenden niets. Dat is pas later gekomen. Het woord is pas later vlees geworden. Dat was toen vlees nog vis”).

Kortom: improviseren is kunst. En vraagt naast een goed gehoor ook uithoudingsvermogen. Want de kracht van een improvisatie inzetten is ook de zwakte: je komt niet uit de improvisatie, uit de akkoorden. Misschien met uitzondering van een blues improvisatie: een vast schema van 12 of 16 maten en drie basisakkoorden, waarbij het eerste akkoord de grondtoon is. Maar bij elke andere improvisatie is het lastiger. Speel je wat later het couplet wordt, dan kom je niet bij het latere refrein. Vice versa.

Enige smet op deze lofzang op de improvisatie is dat Improvisatie 1 niet een bandimprovisatie is, maar één uit de koker van Tonnie. En alleen door hem gespeeld. Meer een persoonlijke improvisatie. Als bonus heb ik een bandimprovisatie – zonder titel, zou dat Improvisatie 2 zijn geweest? – toegevoegd. Dan is deze verloren gegane improvisatie toch weer snel gevonden.

1 Reactie

  1. Lydia:
    29 maart 2020
    Dat uithoudingsvermogen kan ik me nog levendig herinneren: eindeloos, eindeloos, eindelooooooos improviseren!!! Soms zag ik daar, voorafgaand aan een repetitie, behoorlijk tegenop omdat het inderdaad vroeg om uithoudingsvermogen. Maar na afloop was het vrijwel altijd bevredigend. Hadden we toch maar weer mooi muziek gemaakt, in de zin van; iets gecreëerd wat er daarvoor nog niet was.